Persconferentie boek: ‘Ayrton Senna: Mijn vorige leven als Tibetaanse monnik’

 

Persconferentie in de Nationale Bibliotheek van Curaçao (deel 1)
Curaçao, 22 september 2011

 

Goedenavond dames en heren,
Ik ben deze keer naar Curaçao gekomen voor 3 doelen:

1. De presentatie op Curaçao van twee spirituele boeken.
2. Het geven van een lezing en van een workshop op de Universiteit van Curaçao.
3. De presentatie van het Fact Finding Report verdwijning Natalee Holloway / locatie DNA.

Het Nederlandse boek Vlinders kunnen niet Dadelen en Dadels kunnen niet Vlinderen: Genetica van een innerlijke & uiterlijke carrière bood ik op 22 maart 2011 aan op het Curaçaohuis in Den Haag aan de Plaatsvervangend Gevolmachtigde Minister van Curaçao, de heer Humphrey ‘Pim’ Senior.

De Braziliaans Portugese vertaling van het boek heeft als titel: As Borboletas não podem Tamarar e as Tâmaras não podem Borboletear: Genética de uma carreira interna & externa en zal na Curaçao worden aangeboden aan de zus van de overleden Formule 1-coureur Ayrton Senna.

Het vorige leven van Ayrton Senna als Tibetaanse monnik, beschreven in de 4e lezing, is het hoogtepunt in het boek. Als mediamiek journalist interviewde ik de overleden autocoureur die verongelukte in Imola, Italië, tijdens de Grand Prix. Als reïncarnatietherapeut bracht ik de overleden Senna terug naar zijn vorige leven als Tibetaanse monnik, en als ghostwriter vertaalde ik de gedachten van Senna op papier. Hij was namelijk niet zo’n goede prater. Een kort maar tot de verbeelding sprekend stukje zal ik nu uit het boek voorlezen.

 

Vlinders kunnen niet Dadelen en Dadels kunnen niet Vlinderen
Hoofdstuk IV Ayrton Senna: Mijn vorige leven als Tibetaanse monnik

Ayrton Senna da Silva, een getergde entiteit, een Tibetaanse entiteit die Formule 1-coureur wilde zijn (São Paulo SP, Brazilië 1960 – Imola, Italië 1994) – Braziliaans Formule 1-coureur, meervoudig wereldkampioen die overleed bij een crash tijdens de San Marino Grand Prix te Imola, Italië.

Ayrton Senna informeerde mij:
(…) ‘Als monnik kom ik als mens geen zier vooruit en weet niet hoe religie op andere personen overgebracht kan worden en hoe spiritualiteit in de wereld kan stromen. Het kloosterlijke bestaan is een leven van woordeloos en repeterend lippengemurmel in meditatieve cellen, de allerbeste bedoelingen ten spijt, maar met weinig verbinding met de wereld.

Door het kloosterleven dag in dag uit te beleven, raak ik na enige jaren automatisch in een ritme en trance wat aanvoelt alsof ik half zwevend op zijdezachte kousenvoetjes loop in de gangen en vertrekken van het klooster en ook buiten op de paden in de tuin. Daarmee lijk ik de fundamentele onrust in me te verdringen. Ik ben intussen gewend geraakt aan het kloosterleven, aan de regelmaat van de eeuwigdurende dagelijkse herhalingen die door de verslavende werking als een drug op mijn hersenen inwerken.

Bij verstoring van het meditatieve patroon tijdens ziekte of onthouding schreeuwt mijn lichaam en zijn inwonende geest om de drug die gebed en meditatie heet. Door de jaren heen is mijn lichaam en geest ontwent aan het patroon van een normaal levensritme en aan de functies die me als kind eigen waren. Ook de eenzijdige kloostervoeding en het geregeld vervangen van vast voedsel door grote hoeveelheden water hebben invloed gehad op mijn manier van denken en zijn, en hebben mij door de ascese afgezonderd van het gewone leven dat ik als kind kende.

Gelukkig is het kind dat ik als een symbool van waarheid in mij heb gegrift, nooit gestorven. In de moeilijke momenten van mijn leven als monnik heb ik altijd kunnen steunen op de natuurlijke kennis die ik als kind had van het leven. Het kind in mij was als een grote broer voor de monnik die me tot aan mijn dood door emotioneel moeilijke periodes heen loodste. Het kind bleek een ijkpunt voor waarheid te zijn, waardoor ik na verloop van tijd de kunst-matige kloosterspiritualiteit steeds meer ging relativeren, wantrouwen en soms zelfs heimelijk een beetje verafschuwde. Het leven tijdens mijn kindertijd had me nooit afgescheiden van andere levende mensen die de godheid in zich droegen, terwijl de monnik in ruil voor het goddelijke het kloppende leven moest mijden door levende mensen uit de weg te gaan.

Dat kind met zijn kennis kwam daardoor volledig in opstand. Uiteindelijk werd het kind mijn koning en kreeg ik als oudere monnik vrede als ik aan de kindertijd terugdacht, want daar lag voor mij de toekomst.

Natuurlijk, na verloop van jaren heb ik hier in het klooster ook een sociale positie opgebouwd wat zo zijn voordelen heeft. Ik heb vrienden gemaakt die veel voor me zijn gaan betekenen. Mijn leven hier is niet alleen verloren tijd geweest, want op allerlei gebieden leerde ik veel, maar toch, het is niet echt wat ik er ooit van dacht. Praten is natuurlijk nooit mijn sterkste kant geweest, als monnik niet en ook als Senna niet, maar in de taal van de gedachten heb ik wellicht het een en ander bereikt. Gaandeweg ben ik erg vertrouwd geraakt met de stilte, met mediteren, met godheden, met de Grote Zoektocht. Maar meer een zoektocht gescheiden van mensen en de wereld, dan een pad ín de wereld met mensen van vlees en bloed.

In tijden van langdurige meditatie in het klooster ben ik waarschijnlijk wel eens in een staat van verlichting geweest. Maar veel vaker ervoer ik een spirituele verlichting tijdens het kijken naar een enkele waterdruppel op een boomblad of tijdens het waarnemen van de structuur van stenen waar het klooster mee opgebouwd was, dan met locale godheden waarvan ik geen enkele straatnaam of postcode had.

Vele jaren was ik in de kloosterleer een volgzame en ook brave monnik. De ervaringen uit mijn kindertijd, de universiteit van kinderkennis, zorgden periodiek dat ik gelukkig niet in slaap viel en wakker bleef voor de werkelijkheid als ik vanuit het klooster naar het blauwe berglandschap tuurde die het monnikenbestaan omringde. Dagelijks kijk ik naar de bergen die als echte vrienden op me wachten om met hen te kunnen praten, om met hen te overleggen hoe het met me verder moet, welke bestemming de mijne is en welke afslag ik nu of straks zal nemen voor een andere toekomst.

De ruimte die het bergenlandschap op me overbrengt doet mijn hart goed, het is het uitzicht op de materiële ruimte die tegelijkertijd een kosmische is. De bergen zijn geen dode heuvels, maar levende wezens aaneengeregen als besneeuwde familieketens in een bevroren ritme van ogenschijnlijke stilstand. De bergen ver weg brengen me nader tot de innerlijke beslissing die ik moet nemen. Ik raak verscheurd tussen het leven dat ik als monnik heb aanvaard en de herinnering aan de vrolijke tijd die ik als kind had. Zo pendel ik steeds meer tussen de wereld van de celmuren van het klooster en het panorama van mijn jeugd als ik vanuit de tuin naar de bergtoppen aan de einder kijk. Over persoonlijke dingen kunnen we hier in het klooster eigenlijk niet praten. Praten met levende wezens zoals met andere monniken heb ik helemaal verleerd. Ik leef alleen en in mezelf en in een vreselijk niemandsland met vele monniken om me heen die allemaal met mij het echte leven verzaken.

Met de dag wordt het besef groter dat het Nirwana zich wel eens buiten het klooster zou kunnen bevinden, en niet binnen maar buiten het klooster residentie houdt. Deze gedachte brengt me in grote moeilijkheden, het kind in mij moet het opnemen tegen de monnik en tegen alle andere geëerde monniken.’

Een rituele kus door mensenhanden
(…) ‘De eerste aanraking van het stuur kan op de even dag beginnen door de rechterhand er op te plaatsen, en op de oneven dag door de linkerhand er als eerste op te plaatsen. Op bepaalde dagen kan van schema en ritme worden afgeweken. Weer op andere dagen kunnen de beide handen gelijktijdig zacht op het stuur worden neergelegd nog voordat er enige andere handeling wordt uitgevoerd. Het stuur wordt dan als het ware eerst met de linker of rechterhand, of met beide handen tegelijk gegroet en teder ingestraald met energie van mededogen.

Het stuur krijgt hierdoor een rituele kus door de mond van mensenhanden. De linkerhand van Senna is het meest sensitief, de rechter is formeler en meer dirigerend en is als een beschermende vader van de linker. Nadat de handen op het stuur zijn geplaatst ontstaat er oceanische rust en bezinning, een pas op de plaats, een eerbied voor de machine die meer is dan een machine. Hij droomt weg, het bloed neemt een andere stroomsterkte aan waardoor hij voor dat moment in een tijdelijke trance raakt, even van de wereld wegdraait en tijdens een ondeelbaar moment uit zijn lichaam treedt. De uittreding is kort als het vluchtig bestijgen en afdalen van een berg om aan de bewonende berggoden eer te betonen en hun deelgenoot te maken van een aardse sterveling op weg naar straks.’

 Einde deel I persconferentie

 

 

Programa de MÓRU BONDIA / TELEÇURACAO 26 september 2011

 

Programa de PERSPEKTIVA / Radio CUROM Z86 23 september 2011

 

 

______________________________________________________________________

 

Vlinders kunnen niet Dadelen en Dadels kunnen niet Vlinderen
Genetica van een innerlijke & uiterlijke carrière

© 2010 Martien Verstraaten

Publisher Destinations Inc – Intuitive Intelligence
Nederland / Curaçao, Nederlandse Antillen

Ontwerp omslag & titelpagina’s: GLU – Grafisch Lyceum Utrecht
Druk & Bindwerk: WPS – Koninklijke Wöhrmann, Zutphen

ISBN 978-90-812836-5-6 NUR 762